“Het concept van het beeld ontstaat in je hoofd en dit concept probeer je vast te leggen in wat ruwe schetsen en vervolgens kies je een bruikbare steen. Daarna, als het materiaal erom vraagt en op basis van de mogelijkheden van de steen, kunnen de vormen worden gemaakt. Tijdens het werken ontwikkelt de vorm zich verder, omdat het denken tijdens het werk nooit stil staat. Eigenlijk is daar niet aan te ontkomen op het moment dat je aan een steen begint. Je merkt dat je in essentie altijd een vormer van beelden bent geweest”. |
“Dertigduizend jaar geleden maakten mensen al beelden. Mijn beeldenmaken past in een ongelooflijk lange traditie. De traditie van het scheppen van een nieuwe tastbare werkelijkheid. Het verleden inspireert, dat wil zeggen het roept bij mij op tot reactie op wat er voorheen is vormgegeven. Neem de Venus van Willendorf. Een oervorm waarmee ik verwantschap voel. Dat kleine beeldje is zo´n tastbare werkelijkheid waarin je de verbeeldingskracht van de oorspronkelijke maker terugziet”. |